Schriftlezing: Mattheüs 26, 46-56                                         
 
Verkondiging.
 
Gemeente van Jezus,
 
Ik weet niet of het u opgevallen is, het hele veertigdagenproject is opgezet rondom Petrus, maar de naam van Petrus komt in het hele gedeelte niet voor. Mattheüs zegt niet dat het Petrus was die naar zijn zwaard greep, de evangelisten Marcus en Lukas doen dat ook niet. Alleen de evangelist Johannes, die veel later schreef dan Mattheüs, zegt dat het Petrus was. Je zou denken dat de mensen achter het project dan voor het evangelie van Johannes gekozen hadden, maar dat hebben ze niet gedaan. Eén van de metgezellen van Jezus was het, zegt Mattheüs, daar laat hij het bij. Gezien de vorige gebeurtenissen – de drie leerlingen die in sliepen terwijl Jezus bad – zou het ook Johannes of Jacobus geweest kunnen zijn.
 
Hoe dan ook, laten we de gebeurtenis bekijken vanuit het oogpunt van deze metgezel, die naar het zwaard greep. Ik zal hem voor het gemak in deze preek ‘Petrus’ noemen, maar onthoudt u dat het helemaal niet zeker is dat het Petrus was.
 
Jezus wil na zijn gebed in Gethsemaneh weg, want degene die hem wil uitleveren is in de buurt. Maar het is te laat om te vluchten. Nog voor hij is uitgesproken komt er een grote bewapende bende van de hogepriesters en de oudsten van het volk – de religieuze en burgerlijke overheid van de Joodse gemeenschap. Het zijn niet de Romeinen, maar mensen van Jezus’ eigen religie en eigen volk. Zij vormen een bedreiging voor Jezus. Hij is in gevaar!
 
Wat is de reactie als iemand die je dierbaar is aangevallen wordt? Die ga je verdedigen en dat is precies wat ‘Petrus’ doet. Hij wil Jezus verdedigen, beschermen! Dat kun je hem toch niet kwalijk nemen! Je neemt het toch op voor mensen die bedreigd worden, zeker als die mensen je vrienden zijn! En hij grijpt zijn zwaard, om Jezus met geweld te beschermen. Dat is toch een goede zaak, Jezus beschermen tegen alle onheil.
 
Maar Jezus wil het niet hebben! ‘Doe je zwaard weg!” Geen verdediging. Want, Jezus zegt: ‘wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen’.
 
Tja. Dat zijn moeilijke woorden! Niet naar het zwaard grijpen. Nooit!? Betekent dat dan dat je je niet mag verdedigen? Dat je degene die je bedreigt, zijn gang moet laten gaan? Dat je je kinderen, je dierbaren gewoon moet laten pijnigen, afslachten?  Je land, je zelf, je bezittingen gewoon moet over moet laten aan die ellendeling die jou de grond intrapt? Dat je je moet laten martelen door de mensen die je belagen?
 
Laten we teruggaan naar de tekst en de context. ‘Petrus’ wil hier Jezus verdedigen. Het gaat hier niet over internationale conflicten, over de vijand die je land in brand komt steken en je leegrooft, het gaat niet over kinderen die bedreigd worden, niet over hooligans en dergelijken. Het gaat om de verdediging van Jezus tegenover een bende die gestuurd is door de tempel.
 
‘Petrus’ wil Jezus verdedigen. En dat met geweld. Doe dat niet! zegt Jezus.
 
Het is vaak voorgekomen dat mensen zich geroepen voelden om Jezus te met geweld te verdedigen. ‘Petrus’ is de enige niet die dat deed. Heel de kerkgeschiedenis door is het gebeurd, dat mensen Jezus en God met geweld verdedigden. Er werd een geloofsbelijdenis opgesteld om de recht leer over God vast te leggen en als je die niet ondertekende werd je geweerd uit de kerk. Geen fysiek geweld, maar er werden wel mensen buitengesloten en veroordeeld. Dogma’s beperkten mensen in hun geloof en legden God vast in formuleringen. Christenen die door de kerk verbannen werden. De kruistochten tegen de Islam. De inquisitie die mensen op de brandstapel bracht omdat ze afweken van de officiële geloofsleer. Wederdopers die met geweld vervolgd werden. Pausen die elkaar bestreden. Heftige theologische twisten. Kerkscheuringen. Godsdienstoorlogen. Wederzijdse vervloekingen en verachting, veroordeling. Fysiek geweld en mentaal geweld: mensen naar de hel bedreigen als ze niet geloven of doen wat jij voorschrijft.
 
Dat gebeurt ook in onze kerk. Eén van de officiële geloofsbelijdenissen van de PKN, die van Athanasius, begint zo: Al wie behouden wil worden, moet voor alles het algemeen geloof vasthouden; als iemand dit niet volledig en ongeschonden bewaart, zal hij ongetwijfeld voor eeuwig verloren gaan. En dan vertelt Athanasius vervolgens wat dat algemene geloof inhoudt, wat je moet geloven om niet voor eeuwig verloren te gaan. Geen ruimte voor een ander inzicht, voor vragen, voor twijfels – geen ruimte om zelf na te denken. Een harde eis: geloof het precies zo – of het loopt volledig verkeerd met je af. Ook dat is met geweld en dreiging mensen in het gareel brengen – om Jezus te verdedigen. Om Gods eer te verdedigen. Of om zijn eigen positie te bekrachtigen en zijn wil en visie op te leggen aan anderen?
 
In ieder geval: dit behoort tot de geloofsbelijdenis van de kerk tot de op de dag van vandaag. En zowel u als ik, als u belijdenis gedaan hebt, hebben dit onderschreven. Ik zou wel willen dat ik dat ongedaan kon maken.
 
Doe je zwaard weg. Jezus wil niet met geweld verdedigd worden. Wie naar het zwaard grijp, komt erdoor om. Petrus kan het sowieso niet in zijn eentje tegen die bende opnemen, ze zullen hem doden. En die andere pogingen in de kerkgeschiedenis om Jezus of God te verdedigen: hoeveel mensenlevens heeft het niet gekost; ook van mensen die hun ziel en zaligheid van God verwachtten.
 
Jezus heeft het niet nodig dat hij verdedigt wordt. Je weet toch dat Ik mijn Vader maar te hulp hoef te roepen of Hij stelt Mij onmiddellijk meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking. Zegt hij. Maar hij roept zijn vader niet te hulp!
 
Hij wijst elke gewelddadige verdediging van de hand, van mensen en van God.
De legioenen van de Vader waar hij over kan beschikken. Een vingerknip en hij is overwinnaar. Maar daar maakt hij ook geen gebruik van. Hij roept God niet op om hem met geweld te verlossen van zijn tegenstanders.
 
Geen geweld door vrienden en geen geweld door God om zijn macht te bevestigen.
 
Waarom niet? Ik denk hierom:
 
Mattheüs is er vanaf het begin van zijn evangelie heel duidelijk: Jezus is gekomen om het Koninkrijk van de hemel te brengen, de heerschappij van God en Jezus is voorbestemd om daar de koning van te worden. Zijn bestemming was de troon, niet het kruis.
 
Maar het past niet bij het Koninkrijk van God dat het met geweld aan mensen wordt opgelegd.
 
Als je mensen met geweld tot je onderdaan maakt – als een heerser een land inneemt, mensen onderwerpt, hen hun vrijheid op alle manieren ontneemt, ze dwingt te geloven wat hij zegt, ze opsluit als ze een eigen mening hebben –   zullen de mensen zijn heerschappij blijmoedig aanvaarden? Als je mensen met harde hand dwingt om je gezag te accepteren, ben je dan een goede heerser?
 
Het koninkrijk van God bestaat uit mensen die Gods heerschappij vrijwillig accepteren, die Jezus’ koningschap erkennen en zich aan zijn geboden houden omdat ze er van overtuigd zijn dat die voor iedereen goed zijn.
 
Wie als leider geweld gebruikt in het Koninkrijk diskwalificeert zichzelf als iemand die niets van Jezus’ boodschap begrepen heeft.
 
Bij de verzoeking in de woestijn biedt satan Jezus het koningschap aan, als hij de satan maar wil erkennen. Hier is de satan (de verleiding) het geweld. Als hij maar geweld gebruikt, ja dan is zijn koninkrijk gerealiseerd. Maar het zal gebaseerd zijn op onderdrukking; niet op vrede. Jezus wijst het af.
 
En daarom roept hij ook zijn Vader niet te hulp en blijven de legioenen engelen waar ze zijn. God grijpt niet in. Het koninkrijk der hemelen is niet gebaseerd op menselijk of goddelijk geweld.
 
En wat is het gevolg?
 
Jezus wordt gevangengenomen. ‘Petrus’ en Jezus’ andere metgezellen vluchten allemaal. Zo eindigt het. Wrang. Als je naar het zwaard grijpt, kom je door het zwaard om. Als je niet naar het zwaard grijpt – ook. Er komt een proces tegen Jezus waarvan de uitkomst al bij voorbaat vaststaat: hij wordt schuldig bevonden en tot de dood aan het kruis veroordeeld. En dat vonnis wordt ten uitvoer gebracht.
 
Dat is niet leuk om mee te eindigen. Het spijt me, het is niet anders.
 
We moeten het hier een poosje mee uit zien te houden. De weg van Jezus die doodloopt. Niet zo bemoedigend om een preek mee te eindigen. Met geweld komt het koninkrijk niet en zonder geweld … ook niet?
 
Of misschien toch wel?
 
Heb geduld als alles duister is. Na de dood van Jezus heeft God de tempel veertig jaar de tijd gegeven om zich alsnog te bekeren. Om alsnog te kiezen voor het koninkrijk van God. In die tijd werd het evangelie van Jezus verteld door zijn leerlingen. Het heeft niet geholpen. In 70 na Christus werd Jeruzalem belegerd en de tempel verwoest. Niet het Koninkrijk van God, maar de heerschappij van de Romeinen.
 
Heb geduld als alles duister is. Houd vol. Na Jezus’ gevangenneming komt een zware zeer donkere tijd. Maar, na de dood van Jezus vertelt Mattheüs dat hij na drie dagen door God is opgewekt uit de dood. En dat God hem alsnog de heerschappij gegeven heeft, dat het Koninkrijk toch gekomen is en overal is, daar waar mensen Gods heerschappij aanvaarden en ondersteunen. Tot op de dag van vandaag. Niet gebaseerd op geweld, maar op rechtvaardigheid en barmhartigheid. 
 
Amen.