Schriftlezing: Jesaja 43, 15-21
Schriftlezing: Mattheus 24, 3-13
Gemeente van onze heer Jezus.
We leven in een vreselijke tijd. U kijkt naar het nieuws, uw leest kranten – ik hoef niet bij te praten… Maar het lijkt wel op de tijd die Jezus aankondigde: oorlogen, dreigen van oorlogen, aardbevingen, hongersnood; mensen die vervolgd worden om hun geloof, hun kleur, of omdat ze vrouw zijn…
En alsof dat niet erg genoeg is hebben een aantal van u ook nog iets confronterends vreselijks meegemaakt in uw persoonlijke situatie. Vandaag gedenken we iemand die u dierbaar was, die u goed kende, en die overleden is. Het overlijden van een vertrouwd persoon kan je leven helemaal op z’n kop zetten, de wereld lijkt hetzelfde maar voelt compleet veranderd. En dan de onverwachte puinhopen waar je mee te maken kunt krijgen!
En dan zitten we hier in de kerk. Hier gaat het over God. En dan kom je als vanzelf uit bij de vraag: wat heeft God met al die ellende te maken, wereldwijd en persoonlijk? Wat is zijn rol hierin? Wat vindt hij ervan? Waarom grijpt hij niet in? Waarom heeft hij niet ingegrepen en gezorgd dat de dood geen vat kreeg op de mensen die overleden zijn? Hij had het toch kunnen voorkomen?
We weten het niet precies. We kunnen Gods gedachten niet doorgronden en wanneer hij ingrijpt kunnen we dat niet altijd zien. Ik ook niet. Ik kan hem ook niet verdedigen – maar gelukkig heeft hij mijn verdediging niet nodig.
In grote lijnen weten we wel dat de HEER gesteld is op mensen en op barmhartigheid en rechtvaardigheid en menslievendheid en zorgzaamheid voor wie dat nodig heeft. En dat hij erop aandringt dat wij daar ook voor kiezen.
Laten we eens luisteren naar wat Jesaja zegt over God, wanneer het gaat over oorlog, je wereld een puinhoop; pijn, verdriet, slachtoffers. Hij kende dat zelf allemaal. In zijn tijd was er (toen ook al) oorlog in het Midden-Oosten. Een groot deel van het volk van Israël was gedeporteerd naar een vijandig land. Ze leefden als vreemdelingen in een vreemd land. In die situatie sprak de HEER God tot hem, en tot het armzalige volk:
16Dit zegt de HEER,
die een weg baande door de zee
en een pad door machtige wateren,
De HEER God herinnert aan de uittocht uit Egypte. Israël was een machteloos volk van slaven in Egypte. De HEER heeft ervoor gezorgd dat ze daar weg konden komen. Maar net ontsnapt liepen ze vast op het grote water van de Rode Zee. Achter hen een woedende farao met een heel leger om hen terug te halen. Voor hen de zee – gevaarlijk, dood verdrinking. Maar toen:
16Dit zegt de HEER,
die een weg baande door de zee
en een pad door machtige wateren,
In die ellendige situatie baande de HEER een weg door de zee. De zee verdween niet, het gevaar bleef, ze moesten er dwars door heen – maar de HEER leidde hen erdoor en ze kwamen aan de overkant.
Daarna moest Israël door de woestijn reizen. Ook geen pretje. De woestijn staat voor droogte, moeite om in leven te blijven, afzien en volhouden. En wat deed de HEER? Hij herinnert Jesaja en zijn mensen eraan:
Ik baan een weg door de woestijn,
maak rivieren in de wildernis.
Ik water schep in de woestijn
en rivieren in de wildernis;
het volk dat Ik heb uitgekozen, laat Ik drinken.
De HEER baande een weg door de woestijn, zoals hij eerder een baan door het water baande. Hij voerde hen door de doodse woestijn heen naar het Beloofde Land.
Kijk, hoor je van Jesaja: je zit in een moeilijke tijd, maar de HEER is er ook nog! Hij baant je een weg door de puinhoop van je leven, hij neemt je verdriet en je ellende niet weg – maar hij leidt je erdoorheen. Je komt er door heen. Deze moeilijke, mogelijk gevaarlijke situatie is het einde niet.
Ik baan een weg door de zee, ik baan een weg door de woestijn.
Dat geldt in politiek opzicht. Dat de HEER ons uit de chaos wil leiden die wij als mensen zelf aangericht hebben. Alleen: je moet je wel door hem willen laten leiden. En dat betekent simpelweg dat je mensen niet als goden aanbidt of dat je je als god aanbidden laat. En dat je geen mens alle macht en eer geeft. En het betekent dat je goed bent, rechtvaardig en barmhartig, vergevingsgezind, bereid om altijd voor iedereen zoveel mogelijk het goede te zoeken. Stel je voor dat de huidige machthebbers en hun aanhangers zich aan de Tien Geboden hielden! De HEER voorop, hij baant de wegen de grote der aarde volgen hem… de aarde zou een paradijs zijn…
– – –
Vandaag herdenken we de overledenen. Zij zaten, kort of langer, ook in benauwde situatie. Zij hebben het meegemaakt dat hun wereld instortte. Ze werden overvallen door de dood. Ze leden pijn, ze waren ongelukkig. Alles werd hen uit handen genomen. Het was een akelige situatie. Maar de HEER baande er een weg door heen. Hij baande een weg door de dood heen. Zoals het in de meest bekende psalm staat, Het doet heel erg denken aan de meest bekende psalm, psalm 23: zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want de HEER is bij mij. Hij baant een weg door de duisternis. Hij leidt mensen door de dood heen naar het leven in zijn aanwezigheid. Over wie gestorven zijn hoeven wij ons geen zorgen te maken; zij zijn in Gods hand.
Het overlijden van mensen kan lang blijven hangen. Het kan zijn alsof je verdrinkt in verdriet of dat je leven droog en dor is als een woestijn. Het kan voelen of de wereld niet meer hetzelfde is: alles lijkt uiterlijk hetzelfde en toch is het niet meer wat je gewend was. Als je iemand verliest die zoveel impact op je leven had, moet je je leven opnieuw inrichten, maar dan zonder hem, zonder haar. En niemand kan je vertellen hoe je dat moet doen.
Hoor dan opnieuw de woorden van de HEER: ik baan een weg door de zee; ik baan een weg door de woestijn. Je gaat niet alleen. De HEER baant een weg voor je door deze moeilijke tijd heen. Je kunt hem vertrouwen, je kunt je aan hem vastklampen. Hij weet de weg en hoe moeilijk het ook is, hij gaat met je mee. Maak daar gebruik van.
Amen.